van hooi
Na het
maaien
van het gras laat de boer het nog een tijdje liggen om het te laten drogen.
Af en toe keert hij het.
Daarna kan het nog vochtige gras, alvorens afgevoerd te worden naar een 'definitieve'
hooiopslag,
op het land opgetast worden in de vorm van een kleine
hooiberg:
de
opper.
In tegenstelling tot de bekendste hooiberg heeft de opper geen dakje en is dus geen
kapberg.
De opper bestaat uit een staak, gestut door schuin geplaatste staken. Het gras wordt hier met de
hooivork tegenaan gestapeld.
In streken met veel sloten kunnen enkele oppers na het drogen, wanneer ze niet al te groot zijn, samen op een platte schuit geladen worden.
Een hooiwagen is dan niet nodig.
Een variant is de
hooiruiter:
een soort hek waarover het gras te drogen gehangen wordt.
De tegenhanger van de opper is de
korenschoof:
de stevige halmen van het
graan
laten zich tegen elkaar op zetten.
Tekst: Jean Penders (06-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Evert van Veldhuizen